- springen
- {{springen}}{{/term}}1 [algemeen]sauter2 [kaatsen] rebondir3 [m.b.t. vloeistoffen] jaillir4 [bankroet gaan] faire faillite♦voorbeelden:1 de band is gesprongen • le pneu a crevéhet glas is gesprongen • le verra a éclatéer is een snaar gesprongen • une corde a pété〈figuurlijk〉 staan te springen • sauter d'impatiencehij staat te springen om weg te komen • il brûle d'envie de partir〈figuurlijk〉 zitten te springen om iemand, iets • attendre fébrilement qn., qc.er bovenop springen • sauter dessus〈figuurlijk〉 eruit springen • 〈geen verlies lijden〉 rentrer dans ses frais; 〈opvallen〉 ne pas passer inaperçuje kunt hoog of laag springen het moet toch gebeuren • on aura beau faire des pieds et des mains, on n'y changera rieneen brug in de lucht laten springen • faire sauter un ponthet verkeerslicht sprong op groen • le feu est passé au vertop springen staan • 〈boos zijn〉 être à bout de nerfs; 〈haast hebben〉 être pressé; 〈naar de wc moeten〉 ne plus pouvoir se retenirover een sloot springen • sauter un fosséuit een raam springen • sauter par une fenêtreuit het bed springen • sauter du litvan een rijdende trein springen • descendre d'un train en marchede kurk is van de fles gesprongen • le bouchon de la bouteille a sauté2 de bal springt in de hoogte • le ballon rebondit en l'air3 het bloed sprong uit de wond • le sang jaillit de la blessure4 deze firma is gesprongen • cette firme a fait faillite¶ mijn handen zijn gesprongen • j'ai les mains crevassées
Deens-Russisch woordenboek. 2015.